FRAMEWORK
Na een decennialange strijd tussen havenuitbreiders en de lokale gemeenschap van Doel en de omliggende polders werd op 25 oktober 2018, in het kader van ‘het onderzoek Complex Project - Extra containercapaciteit voor de haven van Antwerpen’ (CP-ECA) beslist om het zogenaamd ‘alternatief 9 bis’, als voorkeursbesluit te valideren. Dat betekent dat het geplande Saeftinghedok, waarvoor Doel ooit moest verdwijnen, er niet komt. Wel wordt een laatste stukje polderland ingenomen voor de bouw van een klein boemerangvormig dok, ten zuiden van het dorp. Daardoor wordt Doel gespaard en kan de haven toch verder uitbreiden. Een nieuwe ‘leefbaarheidsdijk’ tussen dok en dorp moet de leefbaarheid van Doel garanderen.
Alhoewel dit niet de finale officiële beslissing betreft (te verwachten in april 2019) wordt aangenomen dat dit voorstel een vrij grote kans op slagen heeft.
Meteen rijst de vraag naar hoe de toekomst van het dorp er kan uitzien en met welke ruimtelijke ontwikkelingsstrategie kan gewerkt worden in deze uiterst unieke en complexe situatie. De herontwikkeling van een half gesloopt, dunbevolkt, maar druk bezocht dorp vraagt om een integrale visie op een groter gebied. Een aanzet daarvoor is het Plan Doelland, een synthese van vier jaar intens ontwerpend onderzoek door architecten en studenten van de KU Leuven, faculteit Architectuur, campus Sint-Lucas Gent.
Samen met de lokale gemeenschap voerden ze actie, volgden ze de procedures en onderzoeken en reikten ze tal van voorstellen en ideeën aan om het debat te voeden. Dit alles vanuit het geloof dat een dorp en een gemeenschap zoals Doel te waardevol is om te laten verdwijnen. Nu kan er hoopvol naar een nieuwe toekomst worden gekeken en dat is voor vele gedwongen dorpsverlaters een pijnlijke vaststelling, maar het toont ook de sterkte en de veerkracht van een poldergemeenschap. Samen met die mensen is het tijd om een nieuw dorp te maken. Doel 2.0!


ACTUELE VRAGEN EN UITDAGINGEN
De regio heeft in het verleden steeds onzekerheid gekend. Vele overstromingen en oorlogen maakten van de Doelse polders een strijdgebied. De aanpak van de ruimtelijke ordening zorgden de laatste 30 jaar voor een permanente onzekerheid die vele bewoners uit de dorpen en boerderijen deed vertrekken.
Ook de toekomst stelt ernstige uitdagingen. Hoe kunnen we omgaan met de restanten van het dorp? Hoe kan de haven, nu ze straks een directe buur van de bewoners wordt, altijd werkbaar blijven? Hoe kan de verstoorde relatie tussen een overheid, die havenuitbreidingen moet compenseren door poldergrond om te vormen tot kunstmatig aangelegde natuurgebieden, en de lokale landbouwgemeenschap hersteld en versterkt worden? Wat zal de concrete impact zijn van de nog te realiseren natuurcompensatiemaatregelen voor de landbouw? Welk is de toekomst van de lokale landbouw? Kan die natuur-inclusief zijn? Wat brengt de toekomst voor de site van de kerncentrale van Doel? Wat zal de invloed daarvan zijn op Doelland? Hoe verhoudt Doel zich tot de nieuwe natuur en het in ontwikkeling zijnde Grenspark Groot Saeftinghe (GGS-park) dat een robuuste natuur ambieert? Hoe zullen de talrijke voormalige bewoners van Doel, gehuchten en polders reageren, zowel emotioneel als juridisch? Komen zij terug, of is de toekomst van Doel aan een nieuwe generatie polderbewoners?
De voornaamste uitdagingen liggen echter op het vlak van leefbaarheid.
Omdat de haven volgens het voorliggende ‘alternatief 9’ uitbreidt tot aan de grenzen van het woongebied van Doel zijn er gegronde redenen om bezorgd te zijn over de leefbaarheid van het dorp.
Bewoners vrezen voor milieuoverlast (lawaai-, licht- en geurhinder) waardoor het dorp moeilijk bewoonbaar zal worden, de haven is bezorgd dat de mogelijke juridische aansprakelijkheid een rem kan vormen op het economisch rendement van het dok en de terminals. Men vraagt zich af hoe het economisch rendement verzekerd kan worden en hoe de miljardeninvestering economisch verantwoord kan blijven als milieuprotest en operationele beperkingen dreigen. Ook rijst de vraag hoe de historische rechten van Doel gerespecteerd kunnen worden.

PROJECTGEBIED
Naast de havensector en de lokale bewoners zijn de andere twee belangrijkste actoren in de strijd om ruimte, de landbouwsector en de natuur. Ook hier is het moeilijk deze actoren scherp te begrenzen in hun ruimtelijke actieradius. Kunnen akkers en weilanden nog bepaald worden door de grenzen van landbouwpercelen? De dynamische werking van ecosystemen laat alleszins niet toe de natuur vast te pinnen binnen strakke grenzen.
Historisch is het gebied altijd een aaneengeschakeld landschap geweest, met een sterke wisselwerking tussen land en water, polders, kreken, slikken en schorren. Een geheel omzoomd door dijken en doorspekt met vele kleine woonclusters, gehuchten, dijknederzettingen en dorpen.
De Doellandvisie strekt zich dan ook uit over dit volledige landschap, gaande vanaf het Verdronken land van Saeftinghe in het noorden tot Kieldrecht in het zuiden en van Doel in het oosten tot het Zeeuws-Vlaamse stadje Hulst in het westen. Daarbuiten is de aanwezigheid van het Waasland, de Waaslandhaven, de Antwerpse haven op de rechter Scheldeoever en de havenstad Antwerpen steeds van belang. Samen met het machtige Scheldeëstuarium bepalen zij de grotere ruimtelijke context op regionale schaal.
Het visieplan wordt dan ook uitgewerkt op drie schaalniveau’s:
• de macroschaal van het landschap en de infrastructuren;
• de mesoschaal van de dorpen, gehuchten en de polders;
• de microschaal van de entiteiten, objecten en gebouwen.

VISIE
Macroschaal
Het projectgebied sluit aan bij het GGS-park in het noorden en wordt aan de zuidzijde begrensd door de Waaslandhaven. De oostelijke grens, gevormd door de Schelde en de haven aan de overzijde, verbindt het gebied met het hinterland (Antwerpen) en de kust ( de Noordzee). Er wordt gestreefd naar een groot aansluitend ‘robuust’ natuurgebied langsheen de Schelde, dat aansluit op de Wester-en Oosterschelde, de Markiezaat, de Brabantse wal, het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse heide, de Wase polders en het krekengebied, verder ook op de op de nieuwe gecontroleerde overstromingsgebieden verder stroomopwaarts, zoals bij Kruibeke. Het hart van dit robuuste natuurgebied vormt het Verdronken land van Saeftinghe, een uniek natuurgebied van internationaal belang. Nieuwe getijdennatuur, door de ontpoldering van de Hedwigepolder, zal er nauw bij aansluiten.
Met de komst van natuurcompensatiegebieden rond Ouden Doel en Prosperpolder, wordt een aansluiting gemaakt met dat noordelijk kerngebied. Het geheel van deze nieuwe natuur kadert tevens het Sigmaplan, en regionale en Europese biodiversiteitsdoelstellingen. Op zich is dit een waardevolle ontwikkeling, indien voldoende ruimte blijft behouden voor landbouw, eigen aan de polders. De landbouwproductie dient langzaam aan naar een meer natuurinclusieve praktijk te evolueren, in een symbiose met de natuurgebieden. Ook landbouw kan een waardevolle natuurbijdrage leveren, mits kleinschalig en biologisch verantwoord georganiseerd. Van zeer groot belang is het bewaken van de rust in dit gebied, zowel voor de bewoners als voor de levende organismen. Trage en beperkte (exclusieve) toegankelijkheid wordt er gestimuleerd.
Meer naar het zuiden kan een klassiek polderland blijven bestaan, waarin ruimte blijft voor menselijke bewoning, recreatie en toerisme. Dorpen en gehuchten, landschappelijke voorzieningen zoals erfgoedsites, gidspunten, shelters… en diverse transportnetwerken zijn hier verzoenbaar met het historisch open landschap.
Zo ontstaat een gradiënt, van noord naar zuid, van zeer sterk natuurgerichte sferen (donkergroen), via een ecologisch productielandschap (groen) naar een meer op mensen en dorpen gericht, actief en levendig cultuurlandschap (licht groen). De aanwezigheid van een dorp als Doel past hier in als een kraal in een ketting van ‘poorten’ naar het GGS-park.
Meso- en micro schaal.
We onderscheiden drie zones:
• de zone voorzien voor het nieuwe ‘boemerangdok’;
• de zone voorzien voor de nieuwe ‘leefbaarheidsdijk’;
• de zone van het dorp Doel.
De boemerangdok-zone wordt gezien als een economische motor-zone, een bron met een relatief lage milieuoverlast.
De leefbaarheidsdijk-zone wordt gezien als een actieve multifunctionele zone met een groot landschappelijk element.
De zone van Doel-dorp wordt gezien als zone waarin een gezonde mix van wonen, werken en haven ondersteunende diensten kan bestaan, samen met faciliteiten voor de landbouw, de natuur (GGS-park) en kunst.


Rijkere Dijken - Energie dijk
Bronoverlast beperken en milieu-inclusief denken.
De leefbaarheidsdijk, toenemende elektrificatie (bv. door walstroom voor aangemeerde schepen in het dok) zijn mogelijke en goede ideeën om de leefbaarheid van het dorp Doel te verbeteren. Deze maatregelen lijken echter nog onvoldoende om die leefbaarheid optimaal te garanderen.
De haven dient zeer gronding en out-of-the-box na te denken over de vraag hoe de milieuoverlast aan de bron, in de Boemerangdok-zone, geminimaliseerd kan worden. Het leidend principe daarbij kan zijn: wat je niet produceert aan overlast moet je ook niet milderen. Dat resulteert niet noodzakelijk in een extra kost of beperkingen van het rendement. Het kan integendeel een bron van nieuwe kennis over milieuvriendelijke behandeling van goederen in en nabij een dok en een terminal genereren.
Milieu-inclusief denken is een centraal en inspirerend thema in het actuele transitiemodel, een model dat ook de haven verder wenst te implementeren (luidens haar strategische ontwikkelingsvisie).
DE LEEFBAARHEIDSDIJK
De huidige leefbaarheidsdijk ten zuiden van Doel schuift in het voorstel ‘alternatief 9’ op naar het noorden en komt net naast de Engelsesteenweg te liggen. Daar plooit de dijk dan terug naar het oosten om zo op de Scheldeoever aan te sluiten. De grote hoeveelheid aarde die zo’n dijk vormt mag niet gezien worden als een noodzakelijk kwaad, maar als een opportuniteit.
Tot op heden vormt deze ontoegankelijk ‘berg’ aarde een harde grens tussen het gebied van de haven en haar omgeving.
Nog uit te voeren verdere technische studies zullen de exacte vorm en de doorsnede van de nieuwe dijk bepalen. Die moet immers de geluids- en lichtpollutie maximaal tegenhouden en/of dempen door zijn massa en het geluid en licht dat toch over de berm waait zo richten dat de ‘schaduw’ van de bronnen een minimale hindernis vormt voor de leefkwaliteit van Doel.
Daar mag het echter niet bij blijven. Deze dijk kan ook landschappelijk en architecturaal ingezet worden als een zachte, lokaal zelfs poreuze, grens. De dijk kan ook worden opgeladen met diverse functies. Zo krijgt hij letterlijk een brugfunctie tussen haven en dorp en vormt hij een nieuwe levendige schakel in de historische dijksequentie. De dijk wordt zo eerder een berm, een overgangsgebied. Men kan spreken van een ‘leefbaarheidsberm’.
De dijk (berm) zelf kan verdeeld worden in drie zones:
• het gebied vanaf de dokken tot aan de kam: de zuidflank;
• de kam van de dijk (berm);
• het gebied daarboven richting Doel, de noordflank.



Deelzones - Leefbaarheidsberm
Mogelijke functies / invullingen:
Zuidflank:
• een ‘hardcore’ natuurgebied, ontoegankelijk, indien mogelijk zelfs getijdengevoelig;
• een zuidelijk georiënteerd energieproductielandschap (fotovoltaïsche cellen in een solar-farm).
Belangrijk: daarbij moet in acht worden gehouden dat eender welke functie op maximale wijze de milieuoverlast moet kunnen voorkomen of bufferen. In die zin is het zelfs denkbaar om een dicht bos aan te planten op de berm, complementair met andere natuurlijke biotopen.
Kam:
• Een fiets- en wandelweg die langs de polderzijde van de dijk/berm (westelijk) aansluit op de bestaande fiets- en wandelroutes, langs de Schelde (oostelijk) op de Scheldemolendijk.
Ook dat is te interpreteren als een natuurgebied, maar dan eerder als een natuurlijke overgang tussen de zuidflank (harde natuur) en het natuur-inclusieve productielandschap op de noordflank.
Noordflank:
• Een eco-edu boerderij die zich in de zone achter het klooster situeert en heel het buffergebied tussen het dorp en de leefbaarheidsberm kan beslaan.
De eco-edu boerderij kan een kinderboerderij zijn met de focus op landbouweducatie, ecologie en natuurvriendelijk (ver)bouwen, maar kan ook een onderzoekscentrum huisvesten gericht op de studie van natuur-inclusieve landbouw. Dat kan worden gekoppeld aan een nieuwe (universitaire) bio-landbouwcampus in de polders.
HET DORP
Het huidig vervallen dorp.
Niemand heeft er belang bij dat de ruimtelijke dysfunctie in Doel nog lang blijft bestaan. Er moet dus snel ingezet worden op een transformatie van ‘spookdorp’ naar een ‘dorp in transitie’ groeiend naar een voorbeeld-dorp en uiteindelijk een droomdorp. Snel starten, maar traag en zeer geleidelijk evolueren. Dat met respect voor de geschiedenis van de plek, de korrel en de schaal van de bebouwing en publieke ruimte, het landschap en de potenties en eigenheid van het dorp.


Eigenheid van Doel.
De eigenheid van Doel laat zich niet eenvoudig in woorden vatten. Het is een amalgaam van fysieke en immateriële elementen. In een bij voorbaat mislukte poging om dit toch uit te drukken kunnen onderstaande elementen niet ontbreken.
• het unieke stratenpatroon;
• het historisch en actueel erfgoed;
• de korrel en de schaal van de architectuur, zowel gebouwen als open ruimte;
• het huidige verval, overwoekering en verwildering van gebouwen en infrastructuur;
• de onverwachte atypische tussenruimte, de ‘lege ruimten’;
• de ontoegankelijke, mysterieus aanlokkelijke verborgen ‘hofjes’ en hoekjes;
• de graffiti;
• de defiguratie van de woningen, met levendige sporen van bewoning;
• de wijfelende ‘gestalt’ van het dorp, in de mist van degeneratie;
• de ruimtelijke figuur van een ‘vallei’, gelegen tussen de kerncentrale, de leefbaarheidsdijk en de Scheldemolendijk;
• de betekenis van de plek als een poort naar de Schelde en naar de polders;
• een dorp met een ritme gedirigeerd door eb en vloed;
• een dorp met een plezierhaven;
• een dorp gevormd door het getij, gewonnen op het water;
• de koppigheid van haar bewoners;
• ritmisch;
• traag (mogelijk dé kwintessens van het gebied).
Het ‘Plan’ voor een vernieuwend Doel.
De Engelsesteenweg, de centrale toegang tot het dorp, is en blijft een belangrijke as en verdeelt de dorpszone haast horizontaal in twee delen.
De noordelijke kant bevat momenteel wat perifere bewoning, een sportveld, een parking en de voormalige school (nu gekend als De Doolen).
De zuidelijke zijde bevat, haaks op de steenweg, een ‘monumenten allée’. In de Hooghuisstraat bevinden zich immers meerdere waardevolle historische monumenten: het klooster, de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk, de pastorij, het Hooghuis, de dokterswoning, het kerkhof.
Samen met De Doolen (ten noorden van de Engelsesteenweg gelegen) en het voormalige gemeentehuis (meer centraal in het dorp) zijn dat de ruimtelijk ankers voor de vernieuwde ruimtelijke ontwikkeling. Belangrijke gebouwen, niet noodzakelijk beschermde monumenten, die ruimtelijk een ontwikkeling kunnen dragen en die zeker en vast behouden, gerestaureerd en/of herbestemd dienen te worden. Het concept van ruimtelijke ankers wordt doorgetrokken voorbij het louter gebouwde patrimonium. Ook een aantal kunstwerken (graffiti), belangrijke herinneringsvensters en diverse plekken (pleinen, open ruimte) kunnen deze status toegedicht krijgen.
Naast deze ankers bevat dit centraal gebied een actief café, een aantal bewoonde huizen en veel leegstaande en/of vervallen woningen.
Haaks op het einde van de Engelsesteenweg botsen we op de Scheldemolendijk, met daarop een echt monument, het anno 2018 nog steeds goed draaiend restaurant de Molen, en de zeer potentievolle jachthaven met spuikom, cafetaria en scheepswerfje.


Coussée & Goris Architecten - Zwin

Doeldorp: een gezonde mix van wonen, werken en ondersteunende diensten.
De ruimtelijke ankers opnieuw activeren en inzetten om de banden tussen dorpsgemeenschap en de haven, de landbouw en de natuur (GGS-park) te valoriseren.
Enkele voorbeelden:
1. Het klooster kan de officiële zuidelijk toegangspoort worden tot het Grenspark Groot Saeftinghe (GGS).
• Als HUB: bezoekers die aankomen per boot of per wagen kunnen er overstappen naar andere modi (fiets, paard e.a.) om zo het park te bezoeken.
• Als permanente/tijdelijke tentoonstelling over de natuur in het gebied (cfr. het Zwin, Knokke).
• Mogelijks kan dit alles ook ingezet worden voor landbouw en landbouw gerelateerde natuurprojecten.
2. Andere plekken en potenties:
• een lokaal ‘Havenhuis’ (in, op of rond de leefbaarheidsberm), met een ruimte ter beschikking voor havenpersoneel, maar ook voor vergaderingen, congressen, als ‘kot’, met ondersteunende diensten, kantoren et cetera;
• een jeugd- en vormingscentrum (in de plooi van de berm), voor havenklassen, Doelklassen, GGS-klassen enzovoort;
• een bio-landbouwcampus (in de schuren, tevens landelijke ankers);
• een gemeenschapshuis (bv. De Doolen als sociale HUB);
• een ‘espace libre’ (bv. het gemeentehuis), een tijdelijke plaats voor werk maar ook voor samenzijn, voor kunst, als feestzaal en dergelijke;
• een eco-edu boerderij in het gebied achter het klooster;
• een kunstencentrum of museum in het Hooghuis;
• ook commerciële invulling is mogelijk: supermarkt, lokale teeltmarkt en degustatieruimte;
• . . .
Marilore Aertssen - Polder Jeugdplek
WONEN
Wat het mogelijke of gewenste streefcijfer qua bewonersaantal betreft is het moeilijk om daar nu reeds een exact cijfer op te plakken, maar het wonen moet wel substantieel zijn. Ongeveer één eeuw geleden woonden zo’n 2000 mensen in Doel. Halverwege de 19e eeuw telde het dorp zelfs zo’n 2500 inwoners. Deze aantallen geven een richting aan van wat zeker mogelijk is op lange termijn.
Doel kan niet gezien worden als een tweede Bokrijk: een verzameling gebouwen, met weliswaar gebruikers maar geen bewoners. Het is de essentie van een levendig, veilig en welvarend dorp dat er permanente bewoning is. Zonder dat geen dorp.
Ook tijdelijke bewoning moet mogelijk zijn, gaande van toerisme tot werk-gerelateerde tijdelijke verblijven. Voor toeristen kunnen een aantal kleinschalige verblijven in alle prijsklassen worden voorzien, gaande van een beperkte campingmogelijkheid over B&B’s tot een echt dorpshotel, in de traditie van Doel als een recreatieoord met tal van herbergen en hotels.
Het huidige dorp Doel kan, naast het inzetten op het herstel van de bewoning (permanent en tijdelijk) ook worden opgeladen met meerdere ondersteunende functies en faciliteiten.
Een betekenisvolle bevolkingsaanwas zou kunnen leiden tot het bebouwen van nieuwe kavels. Die kunnen bij voorkeur langs de noordzijde van de Engelsesteenweg worden ingepland. Daar is niet geheel toevallig een woonuitbreidingszone ingekleurd in de nog steeds geldende bestemmingsplannen. Ook los daarvan zijn er vanuit de huidige context en in het licht van een toekomstige herontwikkeling nog andere goede redenen voor deze locatie:
• Deze plek ligt verder weg van de overlastbronnen (maar opgepast met de geluidsschaduw).
• Er is hier voldoende ruimte om alternatieve, ecologische en aan de geluids- en lichtoverlast aangepaste woonmodellen te organiseren. Daarbij is het wel de bedoeling dat a.d.h.v. zichtassen en gelijkaardige technieken en infrastructuur het orthogonaal stratenpatroon van Doel een visuele reminiscentie krijgt.
• Vanuit ecologisch standpunt is de renovatie van een deel van de bestaande arbeiderswoningen niet evident, wegens inefficiënt en niet ecologisch/duurzaam. Zeker en vast kunnen enkele leegstaande gebouwen gerenoveerd worden. Ook vernieuwbouw kan worden toegepast op bepaalde kavels, maar het kan niet de bedoeling zijn Doel helemaal opnieuw vol te bouwen en daarmee heel wat potenties te verliezen terwijl het een én-én verhaal kan worden. Door het inzetten op een beperkt her-bewonen van de oude dorpskern krijgen andere aspecten kansen om de ‘vrije ruimte’ te gebruiken: publieke open ruimte voor natuur, kunst, recreatie, dorpslandbouw…

ECOLOGIE / DUURZAAMHEID
Bouwen, renoveren, restaureren met een maximaal respect voor het leefmilieu en gericht op een zo groot mogelijke duurzaamheid, behoort vandaag de dag in alle projecten een evidente reflex te zijn. Ook in het Plan Doelland maakt dit idee integraal deel uit van alle voorstellen en injecties. Het is daarom geen afzonderlijk onderdeel in dit rapport. Volledig ‘off grid’ gaan (toepassing van netonafhankelijke systemen voor energie en nutsvoorzieningen), of zelfs een autarkisch dorp, behoren daarom ook tot de mogelijkheden.
EFFEKT - Garden City
SLOW URBANISM
Uit ons onderzoek ‘Strategieën voor ruimtelijke dysfunctionele gebieden’ met als case Doel blijkt dat het merendeel van de actoren zich kunnen vinden in de strategie van ‘slow urbanism’, een trage urbanisatie als concept voor een gedragen ontwikkelingsmodel. In de literatuur vinden we hierover de volgende definitie: Het “ stapsgewijs bouwen, aanpassen en bijstellen met respect voor de natuur en de behoeften van de bewoners” (www.genoeg.nl).
In het Plan Doelland is TRAAG het kernwoord dat staat voor behoedzaam, voorzichtig en geduldig te werk gaan. Het wijst op de snelheid der dingen (de menselijke snelheid, de snelheid van de natuur, organisch groeiend). Ook staat het voor: kansen geven aan initiatief van onderuit (bottom-up), te ondersteunen door een (kritische) deskundigheid en knowhow die aangeleverd wordt door externen (uit het veld van o.a. architectuur, stedenbouw, ruimtelijke ordening, planologie, maar tevens sociale wetenschappen, ecologen, juristen) en overheden. Zij werken als een multidisciplinair team aan ontwerpend onderzoek en creëren samen onderzoekend ontwerpen.
Een dialectische methode, de combinatie van bottom-up en top-down aanpak, is gezien de complexiteit en het maatschappelijk belang, noodzakelijk.
Ultiem kan TRAAG gezien worden als synoniem voor de RUIMHARTIGE TIJD.